Rechtspraak
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over samenspannen met de advocaat die als vertegenwoordiger ex art. 20 Onteigeningswet is benoemd. Toetsing aan gebruikelijke criterium advocaat wederpartij. De samenspanning baseert klaagster op een mededeling van de beklaagde advocaat aan de vertegenwoordiger dat in geval van een schikking minder kritisch naar de kosten van onder meer de vertegenwoordiger zal worden gekeken. Verweerster legt uit dat en waarom de gemeente voor wat betreft de op te voeren kosten in het kader van een schikking tot meer bereid was dan in een procedure. Dit is aldus de voorzitter een alleszins begrijpelijke aanpak van de zaak namens de gemeente en daaruit kan in ieder geval niet de conclusie worden getrokken dat er sprake is geweest van samenspanning. Nu door klaagster daarnaast niet meer argumenten zijn aangevoerd dan de stelling dat “het wereldje van onteigening er één is van ons kent ons.” , wat zonder nadere toelichting en onderbouwing geen argument is waarop een klacht gebaseerd kan worden, wordt de klacht kennelijk ongegrond verklaard.