Rechtspraak
Klacht tegen deken. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat verweerder in eerste instantie in zijn hoedanigheid van opvolgend deken (in plaats van mr. X) op de door klager tegen mr. X ingediende klacht heeft gereageerd. Vervolgens heeft verweerder ter zitting van de raad van discipline in het ressort Amsterdam d.d. 24 juni 2019 verklaard dat hij – voor zover nodig - door mr. X was gemachtigd om namens hem verweer te voeren en dat mr. X zich verenigde met het gevoerde verweer. Bij beslissing d.d. 15 maart 2021 (nr. 190210, ECLI:NL:TAHVD:2021:47) heeft het Hof van Discipline de positie van de beklaagde advocaat die ook deken is in het advocatentuchtrecht nader verduidelijkt. De raad is van oordeel dat verweerder, door in zijn hoedanigheid van opvolgend deken in plaats van mr. X op de door klager tegen mr. X ingediende klacht te reageren heeft gehandeld in strijd met de hierboven onder 5.3 weergegeven en door het Hof van Discipline geformuleerde uitgangspunten. Aangezien de klacht van klager jegens mr X zich niet richtte tegen het orgaan deken, maar tegen de advocaat X, handelend in zijn hoedanigheid van deken, had het voorts op de weg gelegen van verweerder (als bestuursorgaan) om de klacht -voor zover dat niet is gebeurd- door te zenden aan mr X. Voor zover de klacht van klager zich richt tegen het optreden van verweerder ter zitting van de raad van discipline in het ressort Amsterdam d.d. 24 juni 2019 alsook ter zitting van het Hof van Discipline d.d. 6 november 2020 geldt eveneens dat dit handelen in strijd is met de hierboven onder 5.3 weergegeven en door het Hof van Discipline geformuleerde uitgangspunten. Dit handelen van verweerder is naar het oordeel van de raad, mede gelet op het feit dat verweerder heeft gehandeld in overeenstemming met hetgeen op het moment van zijn handelen bestendig gebruik was, evenwel niet van dien aard dat daarmee het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klager verwijt verweerder tot slot dat hij in zijn reactie op de klacht van klager tegen mr. X standpunten heeft ingenomen waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze geenszins in overeenstemming waren met de feiten dan wel het recht. De raad stelt vast dat sprake is van een langdurige twist over de feiten en het recht, die reeds in de behandeling van het tegen klager ingediende dekenbezwaar aan de orde is geweest en waarop reeds onherroepelijk is beslist, in andere dan door klager gewenste zin. Het enkele feit dat klager zich niet kan vinden in de standpunten die verweerder naar voren heeft gebracht betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht in alle onderdelen ongegrond.