Rechtspraak
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klacht deels gegrond. Verweerder heeft in een procedure een vertrouwelijke mededeling van klaagster, zijn cliƫnte, doorgegeven aan de wederpartij. Dat heeft tot gevolg gehad dat zij een zitting heeft gemist. Op die zitting heeft verweerder namens klaagster een overeenkomst gesloten, zonder daarvoor (in voldoende mate) met klaagster te overleggen en daarvoor haar uitdrukkelijke instemming te verkrijgen. Klaagster is gebonden aan die afspraken, terwijl zij zich daar grotendeels niet in kan vinden.
De raad acht die gedragingen van verweerder bijzonder kwalijk. Verweerder heeft hiermee belangrijke regels overtreden en in strijd gehandeld met de kernwaarden die een advocaat in acht dient te nemen. Zijn handelen heeft het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De raad weegt daarnaast in het nadeel van verweerder mee dat hij op geen enkel moment, ook niet tijdens de mondelinge behandeling van deze klachtzaak, inzicht heeft getoond in het foute van zijn handelen. Verweerders handelen en zijn reactie daarop ter zitting schept een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij de kernwaarden van de advocatuur.
De raad acht alles overziende een schorsing van 24 weken passend. Gelet op de omstandigheid dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, zal de raad de schorsing in geheel voorwaardelijke vorm opleggen.