Rechtspraak
Advocaat beklaagt een advocaat. Klager heeft de belangen van een bedrijf behartigd in een civiel geschil met een in Iran gevestigd bedrijf. De wederpartij van klager werd aanvankelijk bijgestaan door advocaat T, die samenwerkte met haar broer, een jurist. Advocaat T heeft conservatoir bankbeslag ten laste van de cliënt van klager gelegd. Kort voor het verstrijken van de 30-dagentermijn heeft verweerster in opdracht van de jurist van het Iraanse bedrijf de cliënt van klager rauwelijks gedagvaard. Door als opvolgend advocaat niet zelf eerst de voorgenomen rechtsmaatregelen aan te kondigen aan haar wederpartij, heeft verweerster in strijd met regels 1 en 6 geen doelmatige behandeling van de zaak nagestreefd en klager en cliënt de mogelijkheid tot overleg onthouden. Dat verweerster als doorgeefluik voor de jurist en zijn cliënte heeft gefungeerd zonder voldoende eigen regie is voor de raad niet komen vast te staan. Geen regel verbood verweerster om de jurist als hulppersoon in te schakelen, om de inhoudelijke processtukken op zijn briefpapier op te laten stellen en daarin domicilie op zijn adres te kiezen. Verweerster heeft wel in strijd met de regels 1, 8 en 24 gehandeld door bij haar bekende informatie niet tijdig met klager te delen. Verder heeft verweerster zich niet betamelijk jegens klager, zijn cliënt en de rechtbank gedragen door in strijd met de waarheid in de door haar genomen akte te stellen dat haar cliënt de betaling had gedaan. Voorts heeft verweerster zich in strijd met regels 5 en 24 niet welwillend opgesteld tegenover klager door de schikkingsonderhandelingen over te laten aan de jurist en daarin niet de regie op zich te nemen en doordat verweerster in de appelprocedure niet heeft gereageerd op verzoeken van klager tot intrekking daarvan. De raad legt, ondanks het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden, aan verweerster een berisping op als signaal.