Naar boven ↑

Rechtspraak

Vast staat dat verweerster, nadat uitspraak was bepaald, het Hof heeft aangeschreven zonder vooraf verkregen toestemming van klaagsters advocaat. Verweerster heeft toegelicht dat zij de van haar cliënt verkregen informatie onder de aandacht van het Hof heeft willen brengen omdat deze naar haar mening van groot belang was voor de door het Hof te geven beschikking. Ofschoon het de taak van verweerster was om de belangen van haar cliënt te behartigen en de raad begrijpt dat verweerster het in het belang van haar cliënt achtte dat het Hof van de van haar cliënt verkregen informatie op de hoogte werd gesteld, stond het haar niet vrij om die informatie zonder voorafgaande toestemming van klaagsters advocaat aan het hof toe te sturen. Nadat de uitspraak is bepaald, is het de advocaat op grond van gedragsregel 21 lid 3 immers niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. De raad is van oordeel dat verweerster van dit handelen een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster is afgegaan op de door haar cliënt aangeleverde gegevens van de website van klaagsters werkgever en klaagsters LinkedIn pagina en naar het oordeel van de raad mocht verweerster ook op die informatie afgaan. Omstandigheden op grond waarvan verweerster de juistheid van de door haar cliënt aangereikte informatie had moeten verifiëren zijn gesteld noch gebleken, terwijl die informatie naar achteraf is gebleken ook juist was. Klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat het stadium van het tot stand brengen van een minnelijke regeling reeds was gepasseerd, omdat klaagster niet bereid was gebleken tot het treffen van een regeling. De raad overweegt dat, als tussen partijen de bereidwilligheid om elkaar tegemoet te komen ontbreekt dan wel in onvoldoende mate aanwezig is, de advocaat uiteindelijk niet veel anders kan dan de opdracht van de cliënt om formele paden te bewandelen te volgen. Het stond verweerster dan ook vrij en het was zelfs haar taak om haar cliënt bij te staan in de procedure bij het Hof en datgene te doen wat in haar ogen in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënt noodzakelijk was. Ook klachtonderdeel 3 is derhalve ongegrond. Klachtonderdeel 1 gegrond, nu verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door te handelen in strijd met gedragsregel 21. De gewraakte brief is conform het verzoek van klaagsters advocaat ingetrokken. Niet is gebleken dat klaagster door het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster enig nadeel heeft ondervonden. Om die reden ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.