Rechtspraak
Dekenbezwaar en klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou in zijn hoedanigheid van bestuurder van klaagster onbevoegd gelden uit het vermogen van klaagster weg hebben gesluisd naar zichzelf, zijn (derdengeldenrekening van zijn) kantoor en naar derden, zonder daarvan een gedegen administratie op te maken of daarover achteraf bij klaagster verantwoording af te leggen. Ook zou verweerder trustdiensten voor klaagster hebben verricht zonder te beschikken over de vereiste vergunning op grond van de Wet toezicht trustkantoren 4 (Wtt). Naar het oordeel van het hof heeft verweerder zichzelf ten koste van de aan hem toevertrouwde belangen bevoordeeld doordat hij gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om aan zichzelf (of de maatschap waarvan hij deel uitmaakte of een medebestuurder die evenzeer profiteerde van onttrekkingen) geldbedragen over te maken, hetzij als leningen die hij naar eigen believen al dan niet kon aflossen, hetzij als betalingen voor diensten die hij naar eigen zeggen heeft verricht of als privé-opnames die hij al dan niet heeft terugbetaald. Verweerder heeft zijn eigen financiële belangen boven die van de aan hem toevertrouwde belangen van klaagster gesteld en zichzelf daarmee verrijkt ten koste van die belangen. Het hof stelt verder vast dat verweerder tot 2015, dus gedurende meerdere jaren, is opgetreden als trustee. Hij heeft daarvoor niet de benodigde vergunning aangevraagd of gekregen, noch komt hij in aanmerking voor een vrijstelling daarvan. Verweerder heeft op zo ernstige wijze in strijd gehandeld met de van een advocaat te vergen integriteit dat enkel de maatregel van schrapping volstaat. Dat betekent dat zijn beroep ongegrond is en het hof de beslissing van de raad zal bekrachtigen. Schrapping. Proceskostenveroordeling.