Rechtspraak
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klacht over kwaliteit van de dienstverlening deels gegrond. Verweerder heeft onvoldoende gesteld ter onderbouwing van het verzoek tot het vaststellen van een door de man te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige dochter. Niet is gebleken dat verweerder klaagster correct en volledig heeft geadviseerd over de kansen en risico’s van het door klaagster namens de dochter ingediende verzoek tot vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud en studie van de dochter. Vast staat dat de rechtbank het verzoek, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie en als niet steunend op de wet, heeft afgewezen. De raad is van oordeel dat verweerder ook op dit punt is tekortgeschoten in zijn bijstand en advisering aan klaagster. Bij het indienen van het verzoekschrift heeft verweerder de door klaagster aangereikte stukken ter onderbouwing van het verzoek tot toevertrouwing van de zoon niet ingediend. Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij van oordeel was dat het niet in klaagsters belang was om de stukken in het geding te brengen en dat hij om die reden van het indienen van die stukken heeft afgezien. Het moge zo zijn dat verweerder als dominus litis de leiding van de zaak heeft, maar waar het de taak van de advocaat is om een verzoek deugdelijk te onderbouwen met de voorhanden zijnde stukken en het bovendien voor verweerder duidelijk was dat klaagster er groot belang aan hechtte dat de stukken onder de aandacht van de rechter werden gebracht, had het op zijn weg gelegen om zijn negatieve advies over het in het geding brengen van de stukken schriftelijk aan klaagster uiteen te zetten, opdat hierover bij klaagster geen misverstand zou kunnen ontstaan. Verweerder heeft dit nagelaten, hetgeen hem tuchtrechtelijk moet worden aangerekend. De raad is van oordeel dat de door verweerder genoemde omstandigheden geen rechtvaardiging vormen voor het tijdsverloop tussen het in behandeling nemen van klaagsters zaak en de indiening van het verzoek voorlopige voorzieningen. Een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen heeft immers naar zijn aard een spoedeisend karakter, zodat verweerder bij het opstellen en indienen daarvan voortvarendheid had moeten betrachten. Voor het overige ongegrond. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.