Rechtspraak
Klacht over eigen advocaat. Klacht over kwaliteit van de dienstverlening deels niet-ontvankelijk op grond van art. 46g Advocatenwet, deels ongegrond en deels gegrond. Vast staat dat klager verweerder op 5 juni 2018 aansprakelijk heeft gesteld en dat hij eerst op 3 augustus 2018 de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft ontvangen. De raad is van oordeel dat verweerder aldus te weinig voortvarendheid heeft betracht na ontvangst van de aansprakelijkstelling. Verweerder heeft daarnaast tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, nadat hij aanvankelijk ten onrechte bij e-mail d.d. 20 januari 2020 aan klager had kenbaar gemaakt niet verplicht te zijn een urenspecificatie te verstrekken, eerst na geruime tijd en na tussenkomst van de deken de gevraagde urenspecificatie te verstrekken. Vast staat dat verweerder op 6 februari 2015 aan klager een declaratie heeft gestuurd ter zake de in eerste aanleg verrichte werkzaamheden. Weliswaar is na het later ingestelde appel gebleken dat de declaratie gerechtvaardigd was, maar, zoals verweerder ook heeft erkend, had hij deze declaratie op dat moment niet aan klager had mogen sturen, omdat reeds duidelijk was dat appel zou worden ingesteld en de Raad voor Rechtsbijstand in geval van het instellen van appel de resultaatsbeoordeling (nog) niet toepast op de toevoeging die is verstrekt voor het verrichten van werkzaamheden in eerste aanleg. De raad is van oordeel dat verweerder, door aan een toegevoegde cliënt ten onrechte een declaratie te verzenden, onzorgvuldig heeft gehandeld. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.