Rechtspraak
Dekenbezwaar. Verweerder heeft kort voor de in overleg met hemzelf bepaalde nieuwe zittingsdatum de verdediging neergelegd omdat zijn verzoek om aanhouding was afgewezen en heeft, nadat aldus uitstel was verkregen, zich opnieuw als advocaat van zijn cliënt gesteld om de behandeling van de zaak voort te zetten. Het hof is met de raad van oordeel dat verweerder met het neerleggen van de verdediging een dag vóór de zitting, een disproportioneel middel heeft gehanteerd om voor een tweede maal uitstel te bewerkstelligen. Verweerder heeft daarmee de belangen van de overige procesdeelnemers (zoals het OM, de getuige en zijn raadsman), alsmede de voortgang van het strafproces, nodeloos en op ontoelaatbaar wijze geschaad en hierbij niet de goede rechtsbedeling als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet voor ogen gehad. Dit klemt te meer nu de vervolging van de cliënt van verweerder deel uitmaakte van een veel grotere strafzaak met in totaal twaalf verdachten, waarvoor meerdere zittingsdagen waren gereserveerd. Een dergelijk lichtvaardig onjuist gebruik van een belangrijk middel voor een advocaat om de belangen van zijn cliënt te dienen is bepaald onzorgvuldig en schadelijk voor het aanzien van de advocatuur. Gedeeltelijke vernietiging dekenbezwaar, bekrachtiging maatregel van waarschuwing.