Rechtspraak
Dekenbezwaar. Hoger beroep verweerder tegen opgelegde maatregel (schrapping) en tenuitvoerlegging. Het hof acht de gegrond verklaarde onderdelen van het dekenbezwaar ernstige feiten. Het zwaartepunt ligt bij de klachtonderdelen die zich in de persoonlijke levenssfeer van verweerder hebben afgespeeld. Verweerder heeft gedrag vertoond dat een advocaat onwaardig is en het vertrouwen in de advocatuur schaadt. Verweerder heeft zich bij twee afzonderlijke incidenten aan een aanhouding door de politie proberen te onttrekken. Bij één van deze incidenten is verweerder in een auto gevlucht voor de politie, waarbij schade aan zijn eigen auto en aan auto’s van de politie is ontstaan. Verweerder heeft bij deze vlucht een (potentieel) gevaarlijke situatie laten ontstaan. Verweerder schond tijdens dit incident verder de schorsingsvoorwaarden die naar aanleiding van het eerste incident door de rechter aan hem waren opgelegd. Verweerder heeft daarnaast langdurig en op meerdere vlakken niet voldaan aan de administratieve verplichtingen die behoren bij het voeren van een praktijk. Het hof acht ook deze feiten ernstig. De feiten rechtvaardigen een zeer zware maatregel. Het hof weegt het tuchtrechtelijk verleden van verweerder mee. Ten tijde van de feiten hing hem nog een voorwaardelijk deel van een eerder opgelegde schorsing boven zijn hoofd. Het hof weegt verder mee dat verweerder blijft verwijzen naar omstandigheden die – in ieder geval ten dele – buiten hemzelf liggen. Het hof acht de maatregel van schrapping de enige passende maatregel en bekrachtigt de beslissing van de raad. Proceskostenveroordeling. Omdat het hof de beslissing tot schrapping bekrachtigt, ziet het hof geen aanleiding daarbovenop de tenuitvoerlegging te gelasten van een eerder voorwaardelijk opgelegd deel van een schorsing. Deze vordering wordt afgewezen.