Naar boven ↑

Rechtspraak

Behandeld in Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates - 2021-7

Ontvankelijkheid. Advocaat heeft facturen op verzoek van zijn cliënt (de cliënt) op naam van een BV, waarvan de cliënt medebestuurder was, gesteld, terwijl de werkzaamheden voor de cliënt in privé waren verricht. Klacht is door de BV ingediend. De tenaamstelling van de factuur op naam van de BV en de verzending daarvan aan haar is gebeurd in opdracht van de cliënt, die, zo is onweersproken gesteld, daartoe als bestuurder van de BV bevoegd was. Dit betekent dat niet kan worden aangenomen dat sprake is van een situatie waarin bij de BV door deze facturen misverstanden (kunnen) zijn ontstaan, laat staan van een situatie waarin daarvan misbruik is of kan zijn gemaakt. De BV heeft ook niet gesteld dat zij aan die facturen gevolgen heeft verbonden, zoals verrekening van btw, die daaraan niet verbonden behoorden te worden. In dit verband overweegt de raad voorts dat op de BV ook geen verplichting rustte om de door de advocaat in rekening gebrachte btw in mindering te brengen op de door de BV verschuldigde btw. De BV had er ook voor kunnen kiezen om de door haar betaalde facturen, inclusief btw, intern door te belasten aan de cliënt. De raad ziet daarom niet in welk belang de BV rechtstreeks is getroffen. Dat op enig moment kennelijk tussen de cliënt en zijn broer, mede bestuurder van de BV, onenigheid is ontstaan, betreft een interne aangelegenheid, die het voorgaande niet anders maakt.   Dit onderdeel van de klacht is niet-ontvankelijk. Voor het overige ongegrond.   Advocaat hoeft geen opdrachtbevestiging en urenspecificatie aan de BV te verschaffen, nu zij een derde betreft. Het feit dat de BV als derde de declaratie van de advocaat betaalt, maakt dit niet anders..