Naar boven ↑

Rechtspraak

Klagers verwijten verweerder dat hij tegen klagers is opgetreden in een geschil waarin verweerder eerder voor klaagster optrad en dat verweerder oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de stichting derdengelden van zijn kantoor door geruime tijd een bedrag onder zich te houden dat niet kwalificeert als derdengelden en evenmin aan verweerder of zijn stichting toebehoort. Hoewel er de eerste keer wellicht geen sprake was van een formele opdracht aan verweerder om als advocaat voor klaagster op te treden heeft verweerder zich wel als zodanig naar buiten toe voorgedaan. Verweerder is extern als advocaat opgetreden en daarmee zijn de gedragsregels op hem van toepassing geworden. De uitzonderingssituatie zoals genoemd in lid 3 van gedragsregel 15 geldt alleen indien voldaan is aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten (a) dat de belangen niet dezelfde zaak betreffen, (b) de advocaat niet over vertrouwelijke informatie beschikt en (c) niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van onder meer de voormalige cliënt. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Klacht gegrond. Met instemming van verweerder is op verzoek van de cliënte van verweerder een bedrag afkomstig van een bankrekening die klagers en de cliënte van verweerder gezamenlijk toebehoorde op de derdengeldenrekening van verweerder overgemaakt. Verweerder heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 6.22 lid 3 en 6.19 lid 2 van de Voda. Een derdengeldenrekening dient voor geen ander doel te worden gebruikt dan voor het beheer van derdengelden. Het gebruik dan wel het parkeren van derdengelden zonder noodzaak of redelijk doel op deze rekening is niet geoorloofd. Van een noodzaak was geen sprake, aangezien ook op andere manieren, zoals door het leggen van conservatoir beslag, het door verweerder gewenste doel bereikt had kunnen worden. Klacht gegrond.