Rechtspraak
De raad heeft het verzet tegen de voorzittersbeslissing van 7 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Het verzetschrift is door klager weliswaar tijdig ingediend maar onvoldoende onderbouwd zoals is vereist ex artikel 46h lid 1 Advocatenwet. Klager heeft alleen een procedureel standpunt ingenomen maar niet gemotiveerd toegelicht welke gronden aan zijn verzet ten grondslag liggen. Anders dan de gemachtigde van klager ter zitting nog heeft aangevoerd, is rechtsbijstand in tuchtrechtelijke (verzet)zaken geen vereiste. Bovendien wist klager, dan wel had klager kunnen weten uit de ‘mededelingen van de griffier ter informatie’ onderaan de voorzittersbeslissing, dat een verzetschrift tijdig binnen de wettelijke termijn en meteen gemotiveerd had moeten worden ingediend.