Rechtspraak
Klacht tegen afwijzende beslissing van de deken om de aanwijzing van een cassatieadvocaat. De deken heeft alles in het werk gesteld wat op deze korte termijn van hem verwacht mocht worden om te laten beoordelen of het cassatieberoep van klager een redelijke kans van slagen had. Binnen de beperkte tijd hebben twee cassatieadvocaten onafhankelijk van elkaar negatief geadviseerd. Daarbij komt dat een cassatieadvocaat niet kan worden verplicht een niet door klager ingesteld cassatiemiddel te ondertekenen (art. 7.6 Voda). Ten slotte heeft de deken nog contact gezocht met de cassatieadvocaat die klager bereid had gevonden hem bij te staan maar door ziekte geveld is, om na te gaan of zij alweer in staat was de zaak op te pakken maar wat niet het geval bleek. Onder deze, vooral door klager veroorzaakte, tijdsdruk heeft de deken op goede gronden kunnen beslissen het aanwijzingsverzoek af te wijzen. Beklag ongegrond.