Rechtspraak
Klacht van AG tegen advocaat van de verdachte. De klacht heeft betrekking op de toon van en de uitlatingen in de door verweerder voorgedragen pleitnota. Klaagster verwijt verweerder dat deze zich op onnodig grievende wijze heeft uitgelaten over het slachtoffer. Klaagster heeft desgevraagd ter zitting van de raad verklaard dat zij in haar hoedanigheid van advocaat-generaal een van de bewakers van de orde en de naleving van de fatsoenregels in de rechtszaal is en dat zij als procesdeelnemer verontwaardigd was over verweerders uitlatingen. Ook heeft klaagster betoogd dat het slachtoffer niet mag worden belast met het indienen van een tuchtklacht tegen verweerder, dat klaagster voor het slachtoffer mag opstaan en het handelen van verweerder aan de orde mag stellen. Naar het oordeel van de raad heeft klaagster daarmee niet voldoende gemotiveerd gesteld in welk belang zij rechtstreeks is of kan worden getroffen bij de gedragingen van verweerder ter zitting van het hof d.d. 24 januari 2019. Dat is ook niet gebleken. De kern van de klacht betreft de uitlatingen van verweerder over het slachtoffer. Aldus is het slachtoffer, en niet klaagster, degene die rechtstreeks in haar belang kan zijn getroffen. De raad overweegt voorts dat het mede tot de taak van Openbaar Ministerie behoort om een behoorlijke strafrechtspleging en een eerlijk proces in strafzaken te bevorderen. Dat een behoorlijke strafrechtspleging en een eerlijk proces door verweerders optreden in het geding waren is evenwel gesteld noch gebleken. Klaagster is niet-ontvankelijk.