Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekenbezwaar. Verweerder heeft erkend dat hij zonder voorafgaand overleg met de deken van cliënten V en K contante betalingen in ontvangst heeft genomen en dat hij deze gelden vervolgens “zwart” ter voldoening van de betaling van bonussen aan medewerkers van het advocatenkantoor heeft uitbetaald. Verweerder heeft erkend dat hij, zonder voorafgaand overleg met de deken, in strijd met gedragsregel 19 lid 2 heeft gehandeld door van twee cliënten een jacuzzi en zonnepanelen in ontvangst te nemen ter voldoening van declaraties, die vervolgens in de kantooradministratie werden gecrediteerd. Van bijzondere omstandigheden die deze handelwijze rechtvaardigden is de raad niet gebleken. Als uitdrukkelijk door verweerder erkend staat vast staat dat verweerder aan mrs. E en Van H bonnussen heeft uitbetaald. Deze uitbetalingen hebben plaatsgevonden door deze bedragen eerst van de holding van verweerder naar diens privé-rekening over te boeken en vervolgens van diens privé-rekening aan mrs. E en Van H. De loonheffing over deze bonussen is aldus niet betaald. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder hiermee in strijd met artikel 6.5 Voda gehandeld, hetgeen hem tuchtrechtelijk moet worden aangerekend. Op grond van de stukken, het verhandelde ter zitting en de vaststaande feiten is de raad van oordeel dat verweerder zich bij aanvaarding van opdrachten onvoldoende heeft vergewist van de identiteit van de cliënt. Dekenbezwaar deels gegrond, deels ongegrond. Schorsing van 8 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk. Proceskostenveroordeling.