Naar boven ↑

Rechtspraak

Beklag tegen de weigering van de Raad van de Orde om het verzoek tot her-inschrijving op het tableau in behandeling te nemen (art. 5 Advw). De Raad heeft het verzoek afgewezen omdat gegronde vrees bestond dat klager bij hernieuwde inschrijving als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Het hof verklaart het beklag tegen die afwijzing ongegrond, vanwege:

 

(i) de ernst en omvang van het tuchtrechtelijk verleden van klager.

 

Klager heeft in het verleden veel tuchtklachten gehad, waaronder meerdere klachten die de kernwaarden (financiële) integriteit, vertrouwelijkheid en deskundigheid raken en waarvoor aan klager schrappingen zijn opgelegd.

 

(ii) Het feit dat  de noodzakelijke gedragsverandering zich pas gedeeltelijk heeft voorgedaan.

 

Klager onderkent zijn fouten maar heeft dit inzicht pas sinds twee jaar terwijl de eerdere schrappingen een niet mis te verstaan signaal waren. De zelfreflectie van klager is vooral rationeel en dus beperkt. De waarborgen om terugval in oud gedrag te voorkomen bestaan onder meer uit de samenwerking met een coach, terwijl uit het assessmentverslag van klager blijkt dat klager autonoom werkt, een autoritaire stijl heeft en moeilijk leiding ontvangt. Dit bemoeilijkt het realiseren en bestendigen van de noodzakelijke gedragsverandering.

 

(iii) De beperking van het uitoefenen van het beroep door de noodzakelijk geachte waarborgen.

 

De voorgenomen organisatorische maatregelen bieden niet de benodigde overtuigende waarborgen ter voorkoming van nieuwe ontsporingen door klager. Verder is het voorgenomen toezicht door de coach dermate verstrekkend dat bij een eventuele beroepsuitoefening door klager de kernwaarden van de advocatuur, zoals onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid, in het gedrang kunnen komen.

 

(iv) De onduidelijke financiële situatie van klager.

 

Er bestaat onvoldoende duidelijkheid over de financiële positie, en daarmee de onafhankelijkheid, van klager op verschillende terreinen. Zo is er onduidelijkheid over de gevolgen van de opheffing van het faillissement van zijn praktijkvennootschap, zoals  mogelijke vorderingen van derden op klager, al dan niet op basis van bestuurdersaansprakelijkheid. Hetzelfde doet zich voor bij het faillissement van de Publicatie BV. Bij de financiële afwikkeling van de maatschap waar klager deel van uitmaakte, zijn vorderingen tegen klager ingediend (door zijn voormalige maten en een oud-cliënt) die nog altijd niet zijn afgewikkeld. Evenmin heeft klager voldoende informatie gegeven over het ontstaan en de afwikkeling van zijn persoonlijk faillissement. Klager heeft op al deze terreinen (desgevraagd) niet of onvoldoende duidelijkheid verschaft, terwijl dat wel van hem verwacht mocht worden. Klager heeft daarmee blijk gegeven van een gebrek aan besef van urgentie over zijn financiële problemen, en dat draagt bij aan de vrees voor financiële integriteit bij klager.  

 

Het hof wijst af het beklag tegen de weigering tot hernieuwde inschrijving op het tableau.