Naar boven ↑

Rechtspraak

De raad oordeelt de klachten tegen verweerder als advocaat van de wederpartij van klagers deels niet-ontvankelijk wegens het verstrijken van de driejaarstermijn (art. 46g lid 1 sub a Aw), voor het overige ontvankelijk. Verweerder kan tuchtrechtelijk niet worden aangerekend dat zijn cliënten klaarblijkelijk hebben nagelaten aan de vonnissen jegens klagers te voldoen en hem geen opdracht hebben gegeven tot het doen opheffen van de gelegde beslagen. Als partijdig advocaat mocht verweerder de standpunten in de procedures innemen van zijn cliënten zoals door hem gedaan op basis van de hem verstrekte informatie, terwijl klagers zich tegen in hun ogen onjuiste standpunten hadden kunnen verweren. Verweerder heeft in strijd met Regel 12 (gedragsregels 1992) gehandeld door middels overlegging van een getuigenverklaring in een procedure citaten uit confraternele correspondentie, zonder overleg met de advocaat van klagers noch met de deken, aan de rechter te overleggen. Daardoor heeft verweerder meegewerkt aan het openbaar maken van confraternele correspondentie. Dat zijn cliënt dat hem heeft verzocht, doet aan het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter niet af.  In zoverre gegrond. Waarschuwing.