Rechtspraak
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder zou in een processtuk ten onrechte de beschuldiging van de vrouw hebben overgenomen dat klager haar verkracht zou hebben en dat klager valse aangiftes zou hebben gedaan. Het hof onderschrijft het oordeel van de raad dat deze klacht gegrond is. Daaraan voegt hij nog toe dat met name de stelligheid waarmee de beschuldiging door verweerder als vaststaand feit is gepresenteerd, en zijn eigen gewicht als advocaat dat verweerder aan de bewoordingen van het verweerschrift heeft toegevoegd, maken dat hij naar het oordeel van het hof de grens van wat tuchtrechtelijk nog toelaatbaar is, heeft overschreden. Verweerder heeft onnodig de door de vrouw geuite beschuldiging zonder enige terughoudendheid tot de zijne gemaakt. Niet is gebleken dat dit haar tot enig noemenswaardig voordeel kon strekken noch dat de geuite beschuldiging noodzakelijkerwijs in reactie op een door klager geponeerde stelling is geuit, terwijl verweerder zich had moeten realiseren dat dit wel onevenredig nadeel aan klager kon toebrengen.