Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekenbezwaar naar aanleiding van een signaal dat verweerder tijdens de hem opgelegde schorsing (4 weken) in strijd met artikel 8 lid 7 Advocatenwet heeft doorgewerkt als advocaat. Tijdens de afwezigheid van verweerder vanwege zijn schorsing heeft zijn collega/waarnemer een deurwaarder de opdracht gegeven om een dagvaarding op naam van verweerder te laten betekenen aan een cliĆ«nte van – voor en na de schorsing - verweerder. Tijdens de schorsing van verweerder is die dagvaarding betekend. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder voorafgaand aan zijn schorsing zijn kantoororganisatie onvoldoende ingelicht over de voor hem bekende schorsingsvoorwaarden, terwijl dat uitdrukkelijk zijn verantwoordelijkheid was. Dat zijn kantoorgenoot in de dagvaarding de naam van verweerder heeft gezet en die dagvaarding tijdens de schorsing heeft laten betekenen, was dan mogelijk niet zo gegaan, dan wel was deze fout snel door anderen binnen de kantoororganisatie ontdekt. Dat laatste is ook niet gebeurd; alarmbellen zijn intern niet afgegaan. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij zelf pas enige tijd na zijn schorsing erachter is gekomen dat dit was gebeurd. Dat verweerder na deze ontdekking de deken daarover vervolgens niet meteen in alle openheid heeft ingelicht, maar het op een signaal/klacht van een derde bij de deken heeft laten aankomen, rekent de raad verweerder extra zwaar aan. Daarmee heeft verweerder laten zien geen enkele eigen verantwoordelijkheid te nemen, waar dat juist van een advocaat verwacht mag worden. Schorsing 6 weken.