Naar boven ↑

Rechtspraak

Hoger beroep tegen gegrond verzet met ongegrond verklaard klachtonderdeel en hoger beroep tegen wrakingsbeslissing. De raad mag een wrakingsverzoek buiten behandeling stellen, van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel is niet gebleken.

Het hof beoordeelt in hoger beroep alleen de grieven tegen de klacht waarvan het verzet gegrond is verklaard: klager heeft feitelijk het kantoor van verweerder aansprakelijk gesteld. Het hof volgt het oordeel van de raad dat een advocaat in beginsel wel de gegevens van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar moet melden, maar dat op die regel uitzonderingen mogelijk zijn en dat daarvan in deze zaak sprake is. Met de raad is het hof van oordeel dat de grondslag van de aansprakelijkstelling onvoldoende is onderbouwd door klager. Daarin ligt besloten dat klager een redelijk belang bij zijn verzoek om de gegevens van de verzekeraar dient te stellen en desgevraagd te onderbouwen (vgl 190126, 190127 en 190128). Het hof oordeelt dat verweerder in de gegeven omstandigheden kon menen dat klager geen redelijk belang (meer) had bij zijn verzoek en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich te beperken tot de mededeling dat de aansprakelijkstelling is gemeld en de deken te laten bevestigen dat verweerder onafgebroken verzekerd is (geweest) tegen beroepsaansprakelijkheid.

Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.