Naar boven ↑

Rechtspraak

De deken vraagt het verzoek van klager inhoudende het verzoek om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen, te verwijzen naar aan andere deken. De deken wijst erop dat het aanwijzingsverzoek van klager betrekking heeft op (onder meer) een voorgenomen procedure tegen de deken en voelt zich daardoor niet vrij om op dit artikel 13 verzoek te beslissen. De voorzitter ziet aanleiding de in de Advocatenwet opgenomen vervangingsregeling als een klacht is gericht tegen de deken (art. 46c lid 5 Advocatenwet) in dit geval analoog toe te passen. Net als bij een klacht gericht tegen een deken is ook hier van belang dat op aanwijzingsverzoek van klager in alle objectiviteit kan worden beslist. De voorzitter van het hof zal om redenen van doelmatigheid, dit verzoek verwijzen naar een andere deken.