Rechtspraak
Verzet. Anders dan de voorzitter is de raad van oordeel dat de op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet geldende termijn van drie jaar nog niet was verstreken op het moment van indiening van de klacht, zijnde 18 september 2018. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat het verzet,
voor zover dat ziet op het oordeel van de voorzitter over klachtonderdeel a, gegrond is. De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden tegen het oordeel van de voorzitter over klachtonderdeel b niet slagen. Beoordeling klachtonderdeel a: De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij na het formuleren van een schikkingsvoorstel de door klager tegen hem in rechte ingestelde vorderingen heeft betwist. Naar het oordeel van de raad is klachtonderdeel a op grond van het voorgaande ongegrond.