Rechtspraak
Klager klaagt als faillissementscurator over het handelen van verweerder namens zijn twee cliënten (echtgenoten) die ieder apart maanden na elkaar failliet zijn verklaard, met benoeming van klager tot hun curator. Naar het oordeel van de raad is klager als vertegenwoordiger van de schuldeisers ontvankelijk in zijn klachten. Verweerder heeft in strijd met artikel 23 Faillissementswet niet meteen het op de dag van haar faillietverklaring contant van zijn cliënte ontvangen bedrag, wat daar ook van zij, overgemaakt naar de boedel, ondanks verzoeken daartoe. Daarmee heeft hij tevens gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet en daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad (vgl. Regel 1). Datzelfde heeft te gelden ten aanzien van de met zijn cliënt gesloten cessieovereenkomst voor (buitenproportionele) betaling van zijn facturen, terwijl verweerder wist dat een aanvraag tot faillietverklaring van diens echtgenote (zijn cliënte) was ingediend en hij toen ook had moeten weten dat zijn cliënt in gemeenschap van goederen met haar was gehuwd. Daarmee heeft verweerder niet alleen de boedel van zijn failliete cliënte benadeeld maar ook de schuldeisers in het faillissement van zijn eveneens failliete cliënt, voor eigen financieel gewin. Berisping.