Rechtspraak
Tijdige klacht van advocaat tegen (voormalig) deken naar aanleiding van het dekenonderzoek na een signaal over haar mogelijk kwalitatief onvoldoende werkzaamheden in zaken bij de Raad van State.
Een deken heeft een grote mate van beleidsvrijheid en de bevoegheid om als toezichthouder een onderzoek naar de praktijkvoering van een advocaat te starten op basis van een signaal. De deken heeft echter nagelaten het over klaagster ontvangen signaal te documenteren. De deken heeft ook niet toegelicht welke reden hij had om verweerster geen duidelijkheid over dat signaal en de herkomst daarvan te geven, terwijl dat signaal hem aanleiding gaf voor een zeer omvangrijk en voor klaagster belastend onderzoek, zonder eerst het gesprek met haar aan te gaan. De raad kan aldus niet vaststellen dat de omvang van het onderzoek en de daaraan voor klaagster verbonden gevolgen in verhouding stonden tot de ernst van het signaal. Als (voormalig) deken heeft verweerder daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De deken mocht zich bij zijn onderzoek naar klaagster laten bijstaan door een terzake deskundig advocaat, tevens lid van de Raad van de Orde, voor wie ook een geheimhoudingsplicht gold. De raad is niet bevoegd om te beoordelen of de deken in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan juist heeft gehandeld bij de WOB verzoeken van klaagster. Berisping.