Naar boven ↑

Rechtspraak

Beroep tegen besluit algemene raad tot afwijzing van verzoek om vrijstelling van artikel 9j, eerste lid, van de Advocatenwet. Naar het oordeel van het hof heeft de algemene raad in redelijkheid tot haar besluit tot afwijzing kunnen komen. Volgens de algemene raad beschikt appellant over onvoldoende proceservaring om op grond van de uitzonderingsgrond te kunnen worden toegelaten tot de cassatiebalie, nu zijn ervaring voornamelijk ziet op het adviseren van advocaten-generaal en andere cassatieadvocaten. Appellant kan dus -anders dan degenen voor wie de wetgever heeft beoogd een uitzondering te maken- niet bogen op de ruime proceservaring waarover onvoorwaardelijk ingeschreven advocaten en bijvoorbeeld –voormalig- leden van de Hoge Raad beschikken. Door het ontbreken van die proceservaring kon de algemene raad in redelijkheid tot de vaststelling komen dat appellant niet beschikt over de vereiste bekwaamheid om in de periode dat hij nog niet onvoorwaardelijk als advocaat is toegelaten, zelfstandig de cassatiepraktijk uit te oefenen. Beroep ongegrond.