Rechtspraak
Klacht tegen eigen advocaat. Vast staat dat verweerster klaagsters zaak op 25 april 2016 in behandeling heeft genomen. Tevens staat vast dat verweerster zich eerst in mei 2018 heeft gezet tot het opstellen van de conceptdagvaarding en dat zij kort daarna haar procesadvies aan klaagster heeft toegelicht. De door verweerster naar voren gebrachte omstandigheden, dat zij uit een stroom van e-mails van klaagsters zoon de relevante informatie moest destilleren en dat zij met zwangerschapsverlof is geweest, vormen naar het oordeel van de raad onvoldoende rechtvaardiging voor het gedurende lange tijd ontbreken van concrete actie in klaagsters zaak. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat deze in staat is om op basis van de cliënt verkregen informatie op voortvarende wijze de relevante feiten en omstandigheden vast te stellen. Dat klaagster ermee heeft ingestemd dat de behandeling van haar zaak zou worden opgeschort gedurende verweersters afwezigheid vanwege zwangerschapsverlof is voorts niet gebleken. Naar het oordeel van de raad klaagt klaagster terecht over het feit dat de zaak lang stil heeft gelegen. In zoverre is de klacht gegrond. Klaagster verwijt verweerster voorts dat zij uiteindelijk het dossier heeft gesloten. Het is begrijpelijk dat klaagster teleurgesteld is over dat negatieve procesadvies, maar daarvan kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Indien klaagster zich niet met de aanpak van verweerster kon verenigen, lag het op haar weg om zich tot een andere advocaat te wenden. Van het feit dat verweerster klaagsters dossier heeft gesloten, kan verweerster naar het oordeel van de raad kortom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klacht deels gegrond. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.