Rechtspraak
Klacht over de eigen advocaat + dekenbezwaar. Schrapping + kostenveroordeling. Verweerder heeft in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet, Gedragsregel 18 lid 2 en artikel 6.27 Voda en het vertrouwen in de advocatuur geschaad door contante betalingen voor zijn werkzaamheden te aanvaarden terwijl aan klaagster een toevoeging was verleend, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestond en zonder daarvoor een kwitantie af te geven. Daarnaast is verweerder tekortgeschoten in de zijn dienstverlening aan klaagster, heeft hij belangrijke afspraken en adviezen niet schriftelijk vastgelegd en is hij niet adequaat omgegaan met een (mogelijke) beroepsfout. Verweerder heeft voorts niet gereageerd op herhaalde verzoeken van de deken om inlichtingen te verschaffen. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn lange antecedentenlijst rijst voor de raad het beeld op van een advocaat die stelselmatig blijk geeft zich onvoldoende bewust te zijn van voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving en zich onvoldoende rekenschap te geven van de belangen die met deze regelgeving worden gediend. Bij dit verwijtbaar handelen en/of nalaten worden belangen van rechtzoekenden geschonden en geeft verweerder bij voortduring blijk de zorg voor de cliënt niet te kunnen betrachten. Ter zitting heeft verweerder er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in zijn eigen handelen.