Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht tegen advocaat van de wederpartij. Klager heeft een bedrag van € 715,89 naar de derdengeldrekening van verweerder overgemaakt. Daarbij heeft klager als omschrijving vermeld: “voorlopige alimentatie apr., mei en juni ’18 in afwachting rechterlijke uitslag op verzoek vervolgbetaling alimentatie”. Verweerder heeft het door klager betaalde bedrag enkele dagen later aan zijn cliënte doorbetaald. Klager beklaagt zich er over dat verweerder weigert het door hem gestorte bedrag terug te betalen. Het hof is van oordeel dat met het doel en functie van de derdenrekening de opvatting van verweerder dat hij (dan wel de stichting als houder van de derdenrekening) zijn cliënte als rechthebbende mocht aanmerken op de enkele grond dat zij dat standpunt innam niet verenigbaar is. Klager, die bij zijn betaling een niet voor misverstand vatbaar voorbehoud had gemaakt, mocht erop vertrouwen dat de overgemaakte gelden op de derdenrekening zouden blijven staan zolang niet rechtens – hetzij door een rechterlijke uitspraak, hetzij door een overeenkomst tussen partijen of anderszins – zou zijn komen vast te staan of klager aan zijn ex-echtgenote de betrokken alimentatietermijnen verschuldigd was. Ter zitting bij het hof, alwaar verweerder er geen blijk van gaf het onjuiste van zijn handelwijze in te zien, is hem de gelegenheid geboden binnen twee weken aan klager het naar de derdenrekening betaalde bedrag te restitueren. Verweerder heeft die gelegenheid benut. Het hof is met de raad van oordeel dat de klachtonderdelen ongegrond zijn. Nu de door verweerder overtreden norm een kernwaarde – integriteit – betreft, kan niet van een maatregel worden afgezien. Nu verweerder het door klager onverschuldigd betaalde geldbedrag aan klager heeft gerestitueerd, ziet het hof aanleiding te volstaan met de door de raad opgelegde maatregel van waarschuwing.