Rechtspraak
Beklag ex art. 5 Advocatenwet tegen de beslissing van de raad van de orde om het verzoek tot inschrijving van het tableau niet in behandeling te nemen. Het hof oordeelt dat de raad van de orde het verzoek tot inschrijving mocht weigeren wegens gegronde vrees dat klager inbreuk zal maken op wetten en regels die gelden voor advocaten of de betamelijkheidsnorm uit 46 Advocatenwet zal schenden. Als een advocaat is geschrapt, is verzet tegen inschrijving in beginsel gerechtvaardigd tenzij die advocaat op overtuigende wijze heeft aangetoond dat gedragsontsporingen in de toekomst onwaarschijnlijk zijn. In deze zaak was aan klager in 2016 een spoedshalve schorsing opgelegd door de raad van discipline, waartegen klager beroep heeft ingesteld. De deken heeft de indiening van zijn bezwaar in navolging op die spoedvoorziening aangehouden in afwachting van behandeling van het beroep. Klager heeft vervolgens zijn beroep tegen de spoedschorsing ingetrokken en zich uitgeschreven van het tableau. Anders dan klager betoogt, mag de raad van de orde die voorgeschiedenis meewegen bij zijn besluit, omdat klager de maatregel van schrapping enkel heeft weten te ontwijken door zichzelf uit te schrijven van het tableau. De weigering van de raad van de orde was in beginsel gerechtvaardigd. Daarbij is het verzoek van verweerder ingediend binnen 5 jaar na schrapping van het tableau. Beklag ongegrond.