Naar boven ↑

Rechtspraak

Beroep inzake schorsing ex artikel 60ab advocatenwet. Verweerder is circa een half jaar geleden uit detentie ontslagen, zodat die grond (lid 2) voor de spoedshalve voorziening is vervallen. Het hof oordeelt ten aanzien van de spoedshalve schorsing in de zin van 60ab lid 1 dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een onmiddellijk ingrijpen voor de periode dat de tuchtprocedure inzake het dekenbezwaar nog niet is afgerond. Verweerder heeft uitgebreid gemotiveerd dat hij tot inzicht is gekomen dat hij zich anders zal moeten opstellen en reageren en toegelicht hoe de incidenten konden gebeuren. Daarbij hebben het afgelopen half jaar, waarin het beroep bij het hof van discipline aanhangig was, geen incidenten plaatsgevonden en is de relatie met de vriendin van verweerder in rustiger vaarwater gekomen. De deken heeft in dit verband het door hem aangevoerde dreigende gevaar voor herhaling van strafbare feiten onvoldoende concreet gemaakt behalve door te verwijzen naar de gebeurtenissen in het verleden. Ook ten aanzien van de schending van de administratieplicht door verweerder oordeelt het hof dat de deken reden heeft tot zorg maar dat dit onvoldoende aanknopingspunten biedt voor onmiddellijk ingrijpen zonder de behandeling van het dekenbezwaar af te wachten. Het hof heft de schorsing op grond van 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang op.