Rechtspraak
Betreft een klacht over het optreden van verweerder voor een cliënt in een huurtoeslagkwestie in een zaak waarmee ook één van de klagers (niet zijnde advocaat) bemoeienis heeft gehad. De andere klager is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van eigen belang. Verweerder wordt verweten dat hij bij het aannemen van de zaak met klager had moeten overleggen en daarmee gedragsregel 17 en 22 (gedragsregels 1992) heeft overtreden. De raad is van oordeel dat daarvan geen sprake is omdat de genoemde gedragsregels zien op de relatie tussen advocaten onderling, waarvan hier geen sprake is. Ook het verwijt dat verweerder klager een cliënt heeft afgetroggeld is ongegrond, omdat de cliënt zich eigener beweging tot verweerder heeft gewend. Verder stond het verweerder vrij klager mee te delen dat hij overwoog een klacht in te dienen bij een klachtencommissie tegen klager. Dat is geen onbehoorlijk dreigement maar een juridisch geoorloofde maatregel. Ten aanzien van het verwijt dat verweerder misbruik heeft gemaakt van overheidsgelden door op basis van een toevoeging op te treden, is klager niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van eigen belang. De klacht is voor het overige ongegrond.