Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht tegen advocaat van wederpartij. De gemachtigde van klagers heeft in juli 2015 een e-mail aan verweerder toegezonden, waaraan per ongeluk eerdere vertrouwelijke e-mails waren gehecht van de gemachtigde van klagers aan klagers. Vrijwel direct daarna heeft de gemachtigde van klagers (het kantoor van) verweerder gevraagd deze e-mail met de aanhangende mails te verwijderen/vernietigen. Dit verzoek is geweigerd. Verweerder heeft de bewuste e-mail in december 2015 tijdens de mondelinge behandeling van een kort geding tussen klagers en zijn cliënte als productie overgelegd. Gesteld noch gebleken is dat de cliënte van verweerder enig voordeel had bij het in het geding brengen van de e-mail, terwijl verweerder aan de wederpartij onevenredig nadeel heeft toegebracht door te suggereren dat uit de e-mail bleek dat klagers hun accountant instrueerden verklaringen te vervalsen. Het had op de weg van verweerder gelegen om de deken voorafgaand advies te vragen over het in het geding brengen van de bewuste e-mail.

Klacht, voor zover aan het hof voorgelegd, gegrond. Beslissing van raad wordt vernietigd voor zover daarbij aan verweerder een voorwaardelijke schorsing voor drie maanden is opgelegd in verband met zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in acht klachten, waarop de raad op 11 juni 2018 tegelijk heeft beslist. Het hof heeft vijf van die klachten tegelijk behandeld en legt in die vijf zaken gezamenlijk een onvoorwaardelijk schorsing op van vier weken met ingang van 15 juli 2019. Beslissing van raad wordt voor het overige bekrachtigd. Ook wordt in deze zaak en in de zaken 180181, 180182, 180184 en 180186, gelet op de samenhang en de bijzondere omstandigheden, een  gezamenlijke proceskostenveroordeling van € 1.000,- opgelegd.