Naar boven ↑

Rechtspraak

Advocaten onderling. Schending van gedragsregels 17, 30 en 31 Naar het oordeel van de raad zijn de gewraakte uitlatingen van verweerder over klager in de dagvaarding onnodig geweest; de enkele ‘indruk’ die verweerder daarover had is onvoldoende. Daarnaast is de raad van oordeel dat de gewraakte uitlatingen bovendien als grievend kunnen zijn ervaren door klager. Daarbij is het een advocaat onwaardig om een andere advocaat in een processtuk te beschuldigen van ernstige strafbare feiten, zoals verweerder heeft gedaan met zijn uitlatingen over valsheid in geschrifte, fraude en chantage van klager en diens cliĆ«nt, terwijl van die aantijgingen naar het oordeel van de raad niet evident sprake was. Klacht gegrond. Waarschuwing.