Rechtspraak
Klacht gegrond. Verweerder heeft klager benadeeld door gedurende zeven jaren onvoldoende voortvarend te handelen en klager onvoldoende duidelijkheid te verschaffen in (de voortgang van) een ontbindingsprocedure. Verweerder is hiermee jegens klager tekortgeschoten en heeft niet gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, de (negatieve) gevolgen hiervan voor klager en het tuchtrechtelijk verleden van klager, acht de raad de maatregel van berisping passend. Daarnaast ziet de raad in de omstandigheden van het geval aanleiding om tevens aan verweerder een voorwaardelijke geldboete op te leggen van € 1.500,- en daarbij te bepalen dat verweerder deze boete verschuldigd is indien hij niet uiterlijk veertien dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager, bij wijze van schadevergoeding, een bedrag van € 1.000,- heeft voldaan. Voor het overige wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.