Rechtspraak
Klacht tegen eigen advocaat over niet doorbetalen van derdengelden. Mede hoger beroep ingesteld door deken van algemene raad (artikel 56 lid 1 Advocatenwet). Na het onherroepelijk worden van een eerdere beslissing van de raad van discipline over de derdengelden had verweerder deze uit eigen beweging aan klager moeten betalen. Dat heeft hij niet gedaan, waarna klager in kort geding betaling heeft gevorderd. Voorzieningenrechter heeft vordering afgewezen. De tuchtrechter komt een eigen oordeel toe over de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het handelen van een advocaat en de maatstaven ter beoordeling daarvan zijn niet hetzelfde als die van de civiele rechter. Door de derdengelden niet aan klager te betalen, heeft verweerder de inhoud van de tuchtrechtelijke beslissing genegeerd en aangetoond inzicht noch gevoel te hebben voor wat een behoorlijk advocaat betaamt. Uitgebreid tuchtrechtelijk verleden. Kennelijk onverbeterlijk gedrag. Schrapping van het tableau.