Rechtspraak
Klacht en gekoppelde dekenklacht over het optreden van advocaat van de wederpartij in een familiegeschil. Naar het oordeel van de raad is van het klachtwaardig spreken van onwaarheid door verweerder (gedragsregel 30 oud) in de gegeven omstandigheden geen sprake geweest, omdat verweerder, in zoverre al vereist, heeft onderzocht, althans navraag heeft gedaan bij zijn cliënt over de situatie betreffende de ondertekening van de overeenkomst van opdracht aan de makelaar. De toelichting van de cliënt van verweerder hoefde verweerder niet op voorhand aan te merken als zodanig onaannemelijk dat hij daarvan zonder verder onderzoek niet mocht uitgaan. Dat het door verweerder hierover namens zijn cliënt in de civiele procedure ingenomen standpunt uiteindelijk in rechte een onhoudbaar standpunt is gebleken, doet daaraan niet af. Als partijdige belangenbehartiger mocht verweerder dan ook naar het oordeel van de raad namens zijn cliënt het standpunt met toelichting bij zijn producties in de brief van 19 december 2016 aan de rechtbank innemen zoals hij dat heeft gedaan. De verdere (deken)klacht, dat verweerder in een processtuk de feiten heeft verdraaid door daarin te suggereren dat klaagster “eigenmachtig” de gezamenlijke woning te koop had gezet, is een minder gelukkige woordkeuze geweest, maar daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de raad, gelet op zijn toelichting ter zitting, niet beoogd de rechter op het verkeerde been te zetten en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. (Deken)klacht in zoverre ongegrond. Gegronde (deken)klacht nu verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar onwaarheid heeft gesproken jegens klaagster door de rechtbank bij zijn uitstelverzoek te informeren dat dat met instemming van de (advocaat) van klaagster was. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling nieuw.