Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen verkorting tot nihil, korter dan 10 jaar behoeft motivering

Het hof overweegt ambtshalve over de beslissing van de raad om de termijn van artikel 8a lid 3 Advocatenwet te verkorten tot nihil, als volgt. Verkorting van de termijn tot nihil is op grond van de wet niet mogelijk, nu genoemd lid 3 bepaalt dat de termijn niet korter kan zijn dan de schorsing. De beslissing van de raad kan in zoverre niet in stand blijven.

De in de wet genoemde termijn gedurende welke de gegevens genoemd in artikel 8a lid 2 onder b t/m e Advocatenwet – waaronder een eventueel (deels) voorwaardelijke schorsing – door een ieder kunnen worden ingezien bedraagt 10 jaar. De tuchtrechter kan bepalen dat deze termijn wordt verkort, maar niet korter dan de duur van de schorsing. 

De wetgever heeft deze inzagemogelijkheid en de termijn in de sinds 1 januari 2015 geldende Advocatenwet opgenomen in het belang van een goede rechtsbedeling en met het oog op het cliëntenbelang, zodat cliënten een beeld kunnen krijgen van de betrouwbaarheid en de deskundigheid van de advocaat die zij mogelijk willen inschakelen. De tuchtrechter kan vervolgens in een concreet geval door verkorting van de termijn rekening houden met het gerechtvaardigde belang van een advocaat bij een kortere inzagetermijn en aldus disproportionele situaties voorkomen (vgl. Wetsvoorstel 32 382, Toelichting op tweede Nota van Wijziging (nr. 10) van 23 juli 2012). 

Omdat het hier gaat om afwijking van een wettelijke termijn behoeft die verkorting wel enige motivering. Overigens worden onherroepelijke en onvoorwaardelijke schorsingen zónder beperking in duur openbaar gemaakt op de lijst, bedoeld in artikel 8b Advocatenwet. 

In het onderhavige geval ziet het hof aanleiding tot verkorting van de termijn van 10 jaar tot een periode van 2 jaar (…).