Rechtspraak
Door raad opgelegde boete door hof vernietigd
De raad heeft de klacht gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping alsmede een geldboete van € 3.000,- opgelegd (…)Naar het oordeel van het hof is de aan verweerder verweten gedraging niet zodanig ernstig dat aan hem een berisping én een boete als maatregel dient te worden opgelegd. Daarbij acht het hof ook van belang dat verweerder geen tuchtrechtelijk verleden heeft en dat de enkele berisping in dit geval al een redelijk zware maatregel is. Het hof volgt de raad niet in zijn overweging dat een boete in dit geval gerechtvaardigd is om verweerder te doen doordringen van de ernst van zijn handelen. Nog los van het feit dat uit het proces-verbaal van de zitting van de raad blijkt dat verweerder naar aanleiding van opmerkingen van klager sub a heeft gezegd dat hij het spijtig vindt dat hij de brief heeft geschreven nu hij heeft gehoord wat de impact van de brief is geweest en dat hij excuses wil maken, miskent de raad dat het een advocaat in beginsel vrij moet staan om tegenover de tuchtrechter een standpunt over het hem verweten handelen in te nemen en dat dit standpunt op zichzelf niet tot een zwaardere maatregel kan leiden. De enkele omstandigheid dat een verweerder de onjuistheid van zijn handelen niet inziet, is dan ook in beginsel onvoldoende om (naast een berisping) de maatregel van een boete op te leggen.