Rechtspraak
Relatie tussen advocaten
Het beroep op artikel 5.1.1 van de Gedragscode voor Europese Advocaten (Vademecum Advocatuur 2012, deel 1, pag. 405) luidende:
De confraterniteit vereist een vertrouwensrelatie tussen advocaten in het belang van de cliënt en om onnodige processen te voorkomen, alsmede om iedere andere vorm van gedrag die de reputatie van het beroep van advocaat zou kunnen schaden te vermijden. De confraterniteit mag echter nooit de belangen van de advocaten tegenover de belangen van de cliënt stellen.
faalt. Het gaat bij de onderhavige problematiek niet om de belangen van de individuele verdachte, maar om de borging van een goede rechtsbedeling in het algemeen, hetgeen vereist dat een advocaat in zijn verhouding tot een nadere advocaat (raadsman) streeft naar welwillendheid en vertrouwen en de belangen van een optredend raadsman respecteert.
Ook het beroep op de andere door verweerder genoemde bepalingen – regel 6 van de IBA Statement of General Principles for Ethics of Lawyers en regel 7 van het Statuut voor de raadsman in strafzaken die betrekking hebben op de vrijheid van advocaatkeuze – miskent dat de klacht geen betrekking heeft op een belemmering van de vrije advocaatkeuze, maar ziet op de handelwijze tussen advocaten wanneer er een keuze voor een opvolgend raadsman wordt gemaakt.