Naar boven ↑

Rechtspraak

Prejudiciƫle vraag: kent EVRM en BuPo niet

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft klager aangevoerd dat art. 46h lid 7 Adv.w. (geen hoger beroep tegen een verzetbeslissing) conflicteert met het EVRM, BuPo-verdrag en VWEU. Gesteld wordt dat het hof gehouden is prejudiciële vragen te stellen. Dit beroep en verzoek dient buiten beschouwing te worden gelaten nu deze grond eerst is aangevoerd buiten de appeltermijn. Voorts wijst het hof erop dat het EVRM en het BuPo geen prejudiciële procedures kennen. Door klager wordt niet gesteld, laat staan onderbouwd, met welke bepaling van Gemeenschapsrecht art. 46h lid 7 Adv.w. zou kunnen conflicteren. Het noemen van art. 47 (effectieve rechtsbescherming) van het Handvest Europerse Grondrechten is ontoereikend. Het uitsluiten van hoger beroep door de wetgever is immers niet zonder meer in strijd met het Gemeenschapsrecht, getuige de vele wettelijke bepalingen waarin hoger beroep wordt uitgesloten. 

(HvD 28 augustus 2017, 170023en 170024)