Naar boven ↑

Rechtspraak

Dragen van een islamitische hoofddeksel

Voor het aannemen van onbetamelijkheid – als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet – komt het derhalve aan op het vaststellen van bijzondere omstandigheden die daartoe aanleiding kunnen geven, zoals de intentie om disrespect of minachting te tonen of een gebruik van het hoofddeksel dat een behoorlijke rechtsgang belemmert. Zodanige omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Het dragen door verweerder van zijn islamitische muts – en hetzelfde zal gelden voor bijvoorbeeld het hoofddoekje en de tulband – ligt geworteld in zijn geloofsovertuiging en wordt naar huidige Nederlandse maatschappelijke opvattingen aangemerkt als aanvaardbare kleding met een religieuze achtergrond. Dit wordt niet anders bij het dragen van zo’n hoofddeksel door een advocaat in de rechtszaal.