Naar boven ↑

Rechtspraak

No cure, no pay

Verweerder stelt zich blijkens zijn appelschrift op het standpunt dat er door hem met klager nimmer een declaratie afspraak is gemaakt en dus ook geen “no cure no pay“-afspraak. Zij aanspraak op betaling van € 45.378,02 is gebaseerd op de verklaring (…) en is niet aan te merken als excessief declareren.

Het hof volgt verweerder niet in zijn stellingname. Zijn aanspraak op f 100.000,-, ofwel, € 45.378,02 is gebaseerd op de ongedateerde door klager ondertekende verklaring, waarin deze een commissie toekent van f 100.000,- aan de persoon die door zijn of haar acties de blokkade teniet doet. Het hof is met de raad van oordeel dat – (…) – deze mededeling niet anders uitgelegd kan worden en door verweerder ook niet anders begrepen is, blijkens zijn vordering in reconventie, dan dat hij voor zijn werkzaamheden ter zake de opheffing van het beslag op de Luxemburgse rekening recht heeft op f 100.000,- thans € 45.378,02. Dit is een “no cure no pay”-afspraak die in het onderhavige geval verboden is.

Verweerder heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat hij werkzaamheden heeft verricht op grond waarvan aan klager € 45.378,02 in rekening kon worden gebracht. Verweerder heeft geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit enig inzicht kan worden verkregen over aard en omvang van zijn werkzaamheden. Zelfs is niet gebleken dat verweerder de opheffing van het beslag heeft bewerkstelligd. (Volgt schrapping)