Naar boven ↑

Rechtspraak

Declareren over periode voorafgaande aan toevoeging is ongeoorloofd

Hetgeen verweerder in hoger beroep aanvoert komt er in de kern op neer dat het verweerder vrij stond eerstop betalende basis en vervolgensop basis van de pas nadien gemuteerde toevoeging werkzaam te zijn. Verweerder handelde daarmee niet in strijd met gedragsregel 24 lid 2 (18 lid 2 nieuw), omdat hij zijn betaalde werkzaamheden verrichtte toen nog geen toevoeging was verleend, (…). Het hof is van oordeel dat het betoog van verweerder in alle opzichten faalt. Verweerder heeft tijdens de behandeling voor het hof erkend dat vanaf het moment dat zijn werkzaamheden voor klager een aanvang namen duidelijk was dat de overeengekomen betaling van € 1000,- niet toereikend zou zijn en dat de werkzaamheden die verweerder zou verrichten nadat dit bedrag zou zijn opgebruikt op basis van een toevoeging zouden worden afgerekend. Het was derhalve van het begin af duidelijk voor verweerder dat hij voor zijn werkzaamheden zou worden beloond zowel door klager op betalende basis als door de Raad voor de Rechtsbijstand. Tegen deze achtergrond moet de figuur dat verweerder de mutatie van de toevoeging heeft uitgesteld tot het moment dat de door klager betaalde € 1000,- was opgebruikt inderdaad als een schijnconstructie worden aangemerkt.