Naar boven ↑

Rechtspraak

Waarschuwen voor intrekking

Verweerder erkent dat hij X, toen zij hem in april 2009 verzocht een procedure tegen de verzekeringsmaatschappij aanhangig te maken, er niet op heeft gewezen dat de verleende toevoeging zou kunnen worden ingetrokken indien er alsnog een substantiële betaling door de verzekeringsmaatschappij zou worden gedaan en dat hij voor dat geval geen prijsafspraken met haar heeft gemaakt. Vast staat derhalve dat verweerder op dit punt niet nauwgezet en zorgvuldig ten opzichte van X heeft gehandeld. Dat X al tien jaar cliënte was van verweerder op het moment dat hij een toevoeging voor haar aanvroeg, doet niet af aan het feit dat verweerder heeft verzuimd X te wijzen op de mogelijke financiële consequenties bij intrekking van de toevoeging. Dat verweerder in deze uitzonderlijke situatie waarin hij afspraken maakte met de verzekeringsmaatschappij voor een cliënte waarvan hij wist dat zij kort daarna zou overlijden, heeft verzuimd de financiële afspraken met de verzekeringsmaatschappij over zijn honorarium vooraf met X dan wel haar zus te bespreken en deugdelijk vast te leggen in de vaststellingsovereenkomst, acht het hof zodanig ernstig dat er geen aanleiding is een lichtere maatregel op te leggen dan die van berisping.