Rechtspraak
Aansluiting bij artikel 47a Aw, rol legaliteitsbeginsel
Het hof stelt voorop (i) dat het overlijden van een klager nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht niet meebrengt dat de klacht per de overlijdensdatum van rechtswege als vervallen of ingetrokken moet worden beschouwd (HvD 3 mei 2002, nr. 3360), zodat in de onderhavige zaak het overlijden van klager (na de zitting van de raad, waar hij verschenen is, maar voor de uitspraak van de raad) niet leidt tot vernietiging van de beslissing van de raad; en (ii) dat het overlijden van klager niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het hoger beroep van verweerder, die daarbij immers onmiskenbaar belang heeft nu de raad de klacht gegrond verklaard heeft, en een maatregel heeft opgelegd.
De vraag rijst evenwel of, en zo ja door wie het standpunt van de overleden klager voor het hof kan worden bepleit. De Advocatenwet beantwoordt deze vraag niet rechtstreeks. Het hof heeft ter zitting geopperd dat aansluiting gezocht zou kunnen worden bij de regeling van art. 47a van die wet (dat ingevolge art. 57 lid 2 in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is), omdat het algemeen belang vordert dat de beslissing van de raad voor het hof wordt verdedigd, wat zou meebrengen dat de klacht voor het hof verder behandeld zou moeten worden als ware deze afkomstig van de deken. Verweerder heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In zijn ogen brengt het legaliteitsbeginsel mee dat, bij gebreke van een uitdrukkelijke wettelijke regeling, het hoger beroep zal moeten worden behandeld zonder vertegenwoordiging van de oorspronkelijke klager. De deken heeft zich hieromtrent gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Na beraad in raadkamer heeft het hof een tussenbeslissing gegeven waarin het heeft overwogen dat het legaliteitsbeginsel in het tucht(proces)recht niet even strikt wordt toegepast als in het straf(proces)recht, en heeft bepaald dat op de grond en op de wijze als hiervoor weergegeven overeenkomstige toepassing moet worden gegeven aan art. 47a Adv.w. In overeenstemming met deze tussenbeslissing heeft de deken het woord gevoerd als ware de klacht van hem afkomstig.