Rechtspraak
Aansluiting gezocht bij artikel 47a Aw, rol legaliteitsbeginsel
Het hof stelt voorop (i) dat het overlijden van een klager nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht, niet meebrengt dat de klacht per de overlijdensdatum van rechtswege als vervallen of ingetrokken moet worden beschouwd (HvD 3 mei 2002, 3360), zodat in de onderhavige zaak het overlijden van klager (na de zitting van de raad, waar hij verschenen is, maar voor de uitspraak van de raad) niet leidt tot vernietiging van de beslissing van de raad; en (ii) dat het overlijden van klager niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het hoger beroep van verweerder, die daarbij immers onmiskenbaar belang heeft nu de raad de klacht gegrond verklaard heeft en een maatregel heeft opgelegd.
In zijn beslissing van 8 februari 2010, gewezen onder nummer 5584 heeft het hof bepaald dat aansluiting gezocht dient te worden bij de regeling van art. 47a van de Advocatenwet (dat ingevolge art. 57 lid 2 in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is), omdat het algemeen belang vordert dat de beslissing van de raad voor het hof wordt verdedigd, wat meebrengt dat de klacht voor het hof verder behandeld zou moeten worden als ware deze afkomstig van de deken. In genoemde zaak met nummer 5584 heeft het hof een tussenbeslissing gewezen waarin het heeft overwogen dat het legaliteitsbeginsel in het tucht(proces)recht niet even strikt wordt toegepast als in het straf(proces)recht, en heeft het hof bepaald dat op de grond en op de wijze als hiervoor weergegeven overeenkomstige toepassing moet worden gegeven aan artikel 47a van de Advocatenwet. In overeenstemming met deze tussenbeslissing heeft de deken het woord gevoerd als ware de klacht van hem afkomstig.