Naar boven ↑

Rechtspraak

Hoor en wederhoor

Een eerste grief richt zich tegen (…) waarin wordt overwogen dat de raad gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de klacht ambtshalve aan te vullen ex art. 46d, lid 9, Adv.w. en ambtshalve beoordeelt of verweerder bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Verweerder voert aan dat de raad deze aanvulling van de klacht niet voor of tijdens de zitting (…) heeft aangekondigd of naar de mogelijkheid daarvan heeft verwezen. Verweerder stelt daarmee pas te zijn geconfronteerd in de verzetbeslissing (…) en heeft zich tegen de ambtshalve aanvulling niet kunnen verweren. Volgens verweerder is dit in strijd met de goede procesorde, met de beginselen van behoorlijk bestuur en met het beginsel van hoor en wederhoor. Naar het oordeel van het hof is deze grief gegrond. Uit de stukken van de procedure voor de raad valt niet af te leiden dat verweerder in de gelegenheid is gesteld te reageren op de ambtshalve toegevoegde klacht, en het hof houdt het er dan ook voor dat verweerder, zoals hij stelt, eerst uit de bestreden beslissing heeft kunnen afleiden dat de raad de klacht ambtshalve heeft aangevuld. Aldus heeft de raad in strijd gehandeld met het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor.

Het hof ziet aanleiding om ook het inhoudelijke oordeel van de raad met betrekking tot de ambtshalve aangevulde klacht, waartegen verweerders tweede grief gericht is, te toetsen. (…)