Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekenonderzoek naar de stand van zaken van de praktijk

De praktijkvoering van verweerder voldeed, blijkens de onderzoeken van de deken, in belangrijke mate en ernstig verwijtbaar niet aan de Verordening op de advocatuur, met name op het punt van de organisatie van het kantoor en de dienstverlening aan de cliënt.

Verweerder voert aan dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. Voorts zijn uit de recente High Trust controle door de Raad voor de Rechtsbijstand geen onregelmatigheden gebleken. In de gesprekken tussen de deken en verweerder is sprake geweest van coaching. Dit heeft geen vervolg gekregen, niettegenstaande de door de deken aan verweerder gegeven optie: “ofwel begeleiding door een advocaat/coach ofwel indiening van een dekenbezwaar”. Het hof is van oordeel dat het initiatief om te komen tot een coachingtraject weliswaar bij verweerder behoort te liggen, maar dat onder de gegeven omstandigheden van de deken tenminste mag worden verwacht dat hij verweerder aanwijzingen geeft waaraan dat traject ten aanzien van vorm, inhoud en duur dient te voldoen. Ter zitting in hoger beroep heeft verweerder desgevraagd verklaard dat hij zich ervan bewust is dat de aan het coachingtraject verbonden kosten voor zijn rekening zijn en dat hij ook in staat is deze kosten te betalen.

Ter zitting van de raad is door de deken gesteld dat hem niet bekend is wat de stand van zaken is sinds februari 2016 en dat nog in 2016 een kantoorbezoek zou worden afgelegd. Dit heeft nog niet plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat nader onderzoek vereist is. Het hof draagt de deken op nader onderzoek te verrichten naar de praktijkvoering van verweerder sinds 1 januari 2016 en daarbij de volgende vragen te beantwoorden: (…).