Naar boven ↑

Rechtspraak

Schijnovereenkomst bij stage

(…) dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat verweerder en mr. X. nimmer (ook niet vóór 24 maart 2011 of enige andere datum na 1 februari 2011) hebben beoogd uitvoering te geven aan de arbeidsovereenkomst die zij de raad van toezicht hebben voorgehouden. Zij hebben hun relatie feitelijk vorm gegeven op de wijze die eerder was aangekondigd maar die bij de raad van toezicht op bezwaren stuitte. De hele gang van zaken wijst op het werken door mr. X. voor eigen rekening en risico, dit met uitdrukkelijke instemming van verweerder. De omstandigheid dat de aansprakelijkheidsverzekering van mr. X. besloten ligt in die van Y B.V. en dat die vennootschap de btw betaalde doet niet af aan de conclusie dat geen sprake was van een reële arbeidsovereenkomst. Het hof is van oordeel dat, ware de raad van toezicht met de werkelijke rechtsverhouding tussen verweerder en mr. X. bekend geweest, verweerder geen goedkeuring voor het patronaat van de stage van mr. X. zou hebben verkregen. 

Het hof is van oordeel dat verweerder door zijn handelwijze en nalaten – de deken en de raad er van in kennis stellen dat de arbeidsovereenkomst niet geëffectueerd zou worden – niet alleen het door de raad van toezicht in hem gestelde vertrouwen heeft beschaamd, die raad en de deken heeft misleid en zo in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, maar ook dat hij tevens blijk heeft gegeven van grove miskenning van het belang dat gemoeid is met de waarborgen die een stage omringen.

(HvD 6 september 2013, 6657 en 6662)